|
||||||||
|
Moet de naam van Ruben Machtelinckx echt nog meer geduid worden? Ik dacht het niet, na al die jaren en al die projecten, als Poor Isa, of aan de zijde van Arve Henriksen, Nils Økland of in Linus, stuk voor stuk, zaken die in het wereldje van de impro-jazz flink wat indruk gemaakt hebben. Dat deed ook het eerste en gelijknamige deel van deze “Porous Structures” dik vijf jaar geleden al. Toen bestond zijn gezelschap nog, naast de ook nu aanwezige Toma Gouband, uit mede-gitarist Bert Cools en rietblazer Joachim Badenhorst, die hij destijds kon overtuigen om mee te stappen in wat voor nogal wat mensen een beetje een waanzinnig project leek. “We proberen een staat van “zijn” te creëren, die niet noodzakelijk ergens naartoe moet leiden of in enige richting moet gaan”. Dat heeft alles te maken met de manier waar op Machtelinckx in de muziek staat: voor hem is dat een soort eco-systeem, dat zijn eigen wetten kent en binnen dat kader stilletjes beweegt en rijpt. Drie geweldige gitaristen samen, dat belooft, zeker als daar nog een percussionist bovenop komt, die je met recht en rede een “meester van de vibratie” mag noemen. Waar bij de eerste versie van deze “Porous Structures” de verschillende partijen nog zorgvuldig uitgeschreven waren -al waren de improvisaties van Badenhorst net zo goed echt “improvisaties”-, in deze herwerkte versie zijn het de breekbare en natuurlijke geluiden die de hoofdtoon voeren en die, samen met de op elkaar inwerkende gitaarklanken, een ondertoon creëren, dat je als een soort geweven web kunt bekijken, waarbinnen en waartegen de gitaren met elkaar in gesprek gaan en de percussie vrijuit kan bewegen, als speelde ze de rol van moderator in een muzikaal panelgesprek. Microtonen en schier eindeloos volgehouden variaties vormen het decor voor een spel van melodieën en klanken, waarbij je als luisteraar eigenlijk zelf best veel moet en kan invullen. Het vergt van de luisteraar wel enige moeite om de drie lange stukken waaruit de plaat bestaat, te leren omvatten. De verschillende speelstijlen van de drie gitaristen zetten een soort verticale spanning neer, waarbinnen elke muzikant zijn ding doet en, al kun je onmogelijk zeggen wie wanneer aan het woord is, af en toe vat je toch één van de vluchtige aanzetten tot melodie, al verdwijnen die al even snel en ongemerkt als ze gekomen zijn. Dat, beste lezer, is essentieel aan improvisatie en hier krijg je dus een soort heen- en weer spel tussen de drie nauwelijks te onderscheiden gitaristen en de percussie. Gouband zat niet in dezelfde ruimte als de drie gitaristen en kon hen ook niet zien, zodat er puur naar elkaar geluisterd moest worden om te kunnen improviseren. Drie lange, bijzonder boeiende composities zijn het resultaat en dat is misschien niet meteen weggelegd voor de oren van eenieder, maar ik mocht hier in huis wel ervaren dat, naarmate de plaat vaker gespeeld werd, de oren ook nadrukkelijker gespitst werden. Staat dat ergens een garant voor? Wellicht niet, maar ik ken de oren hier in huis goed genoeg, om te weten wanneer iets “binnenkomt” en effect heeft. Bijzonder straf aan deze plaat is, dat ze de pure weergave is van de allereerste ontmoeting van de vier muzikanten samen. Ik kan alleen maar diep het hoofd buigen en mijn respect betonen voor zoveel muzikaal vernuft. Straffe plaat ! (Dani Heyvaert)
|